Weer lig ik te wakker te woelen te draaien
kennis ervaring verstand, ze verwaaien
zorgen regeren mijn lijf en mijn hoofd
zeuren en dreinen tot ik ze klakkeloos geloof:
de verschralende zorg hoe dat nou toch verder moet
ik weet het zeker, het komt nooit meer goed
met zieke kinderen, weerloos levenslang
zie gezichten van vluchtelingen ontheemd en bang.
Mijn pensioen verdwijnt vast als sneeuw voor de zon
het mooie plan al mislukt nog voor het begon
naïef om te denken dat ik het redden zou
oud en versleten eindig ik in armoe en kou.
Ik lijk wel gezond maar ben het vast niet
o kijk daar zijn ook weer mijn restjes verdriet
ze grijpen hun kans, brutaal en onvervaard
zie je nou wel dat verdriet nooit verjaart.
Zuchtend en steunend hijs ik me uit bed
stommel kreunend de trap af
leven is lijden en een eindeloze straf.
De krant valt op de mat net als ik thee heb gezet.
Gelukkig gloort buiten een glimp van de nieuwe dag
die hoopvol onthult wat ik in de nacht niet meer zag:
hoe ik weer voor de zoveelste keer
was gevangen in oud en toekomstig zeer.
Dwaze demonen overjarige spoken opgeblazen zorgen,
allemaal slinken ze in het licht van de morgen
gapend kruip ik weer terug onder de wol
slaap diep en droomloos en ontwaak vol
ideeën oplossingen mogelijkheden
niet vroeger niet later alleen het heerlijke heden
plannen buitelen blij in mijn wakkere brein
en ik weet: voor alle vragen zullen er antwoorden zijn.