Twaalf minuten

Twee vrouwen: hé jij hier
een monoloog uit twee monden
meandert door de coupé, als de een zwijgt
en hijgt naar adem, vervolgt de ander:

 

een moeder zo dement als een deur, een zoon wil
niet deugen en altijd maar klagen dat ik nooit
kom en altijd maar schelden dat ik zo zeur

 

zinnen klieven de lucht, woorden
kleven aan oren, mensen krimpen ineen

 

halte marconiplein pakken ze tassen
nemen afscheid: fijn je te spreken
metrodeuren zoeven achter hen dicht
de lucht is leeg en licht

 

iemand zucht iemand grinnikt.

 

 
Oktober 2016

Geluk in luide zomers

Voor mijn vader
Achter mijn gesloten ogen in de middagzon
doemt hij op uit zijn hiernamaals, ruik ik de
wijnsigaarmelange waar hij niet zonder kon
zoals hij hou ik van doorlopers en Bach, grijns ik
om taalgrappen, hunker ik naar de horizon, verdwijn
ik in de ingekeerde blik waar hij het patent op had
zoals zijn geest hem gijzelde, zo sluiert
mij de mijne, zoals hij liep loop ook ik 
in de zon me los kom bruiner blijer thuis.
Dan worden snerpend heggen gesnoeid
een kijvende ‘jij altijd jij nooit-litanie’ klinkt uit
naburige tuinen, luidkeels veegt elk het eigen stoepje
schoon en mijn draden naar het namaals stuk.
 
 
 
juni 2017

 

Kustkamer

Voor haar geen Ikea, geen zesde hands bureau en bed, ze richtte haar kamer zelf wel in. Kruiwagens zand en kilo’s schelpen verspreidde ze over de vloer.
Ze schilderde Mesdagmuren vol trompe l’oeils van branding, wolken en horizon tussen verzilte kozijnen en een verweerde deur.
Toen het klaar was dwaalde ze over haar strand, verdwaalde, zag en zocht geen uitweg meer, blies windsporen en stormgeulen en was gelukkig.
Weken nam ze niet op, spijbelde van colleges, deed niet open.
Pas toen de crisisdienst riep dat ze zo graag wilden jutten op haar strand, liet ze hen vol verwachting binnen.

 

Gekozen op 26-5-2017 als een van de vijf beste ultrakorte verhalen van week 21 op de site Ultrakorte verhalen van Schrijven Magazine

Geografisch dement

Als iemand de weg vraagt naar het winkelcentrum vlakbij en op jouw aanwijzingen in het volgende dorp terechtkomt.
Als je in tien minuten bij je klant bent en over de terugweg een uur doet.
Als je op weg naar Frankrijk strandt op de VIP parking van vliegveld Zaventem.
Als je na de voorstelling belandt in een kleedkamer en die prachtige bezwete danser je voor de zekerheid begeleidt naar de uitgang.
Als je het huis van je vriendin weer niet kan vinden en een rits buurtkinderen je uitlacht.
Als je zeker weet dat deze kerk hier vorig jaar niet stond.  
 
 
Gekozen op 9-6-2017 als een van de vijf beste ultrakorte verhalen van week 23 op de site Ultrakorte verhalen van Schrijven Magazine

 

Levenslang

De bevalling verloopt moeizaam. Ik blijf op de achtergrond, onder de indruk dat ik hier bij mag zijn. Als de uren verstrijken, loopt de spanning op.
Dan, op precies hetzelfde tijdstip als zijn vader, wordt om 21u59 kleinzoon Louk geboren. Even later krijg ik een frummeltje in mijn armen met een onthutst gerimpeld gezichtje, zijn ogen stijf dicht tegen het licht. Ik kan mijn ogen niet van hem af houden.
Later, terwijl zijn moeder wordt verzorgd, ligt Louk op een warmtekussen omdat zijn temperatuur aan de lage kant is. Hij ligt op zijn linkerzij, ik zit op een paar meter afstand en kijk naar hem.Dan slaat hij zijn ogen op en kijken twee grote donkere ogen mij recht aan, met een blik die overal doorheen gaat, alles doorziet.Onze ogen haken in elkaar, laten niet meer los, onze harten ontmoeten elkaar.
Daar en dan start een band voor het leven. 

 

Gekozen op 17-3-2017 als een van de vijf beste ultrakorte verhalen van week 9 op de site Ultrakorte verhalen van Schrijven Magazine. Zie ook Loukjes: Band voor het leven                                                             

Engelse les

HAVO 2 1967
De metamorfose vindt plaats als meneer A de lokaaldeur sluit en zich naar de klas wendt.
Als een vleesgeworden norse Beethovenbuste buldert hij vijftig minuten lang tegen ons, een klas vol pubers die hem verstijfd aanstaren.
Wie het antwoord niet weet op zijn vraag is stommer dan het achtereind van een varken.
Wie fout antwoordt, hoort nog onder moeders rokken.
Onze schaarse goede antwoorden zijn toevalstreffers van uilskuikens.
Leeghoofden zijn we, terug naar de kleuterschool moeten we maar dat wil hij de kleuterjuf niet aandoen.
Een jaar wordt er verbleekt, gehuild, overgegeven, flauw gevallen, in broeken geplast.
Dan vertrekt hij, ‘geen lol aan bij die lamzakken hier.’

 

 

HAVO 3 1968
Op een kluitje staan we bij de deur en staren.
Tafels staan schots en scheef, stoelen zijn omgegooid.
De vloer is bezaaid met boeken, schriften, pennen, etensresten.
Op het bord scheldwoorden en karikaturen.
Meneer R, de mister Bean lookalike, staat ineengedoken bij het open raam, heftig trekt hij aan een sigaret, schichtig rondkijkend blaast hij de rook naar buiten.
In de school mag niet gerookt worden.
Vrieskou en tabaksgeur stromen het lokaal in.
Hij beeft, mompelt iets onverstaanbaars.
We gaan naar binnen, zetten tafels recht, rapen stoelen op, gaan zitten.
De stilte is adembenemend.
Niet eerder was het zo erg.

 

19-10-2015

 

Slappe lach

Wij waren jonge ouders in de jaren 70 en 80.
Jonge ouders met mooie idealen, wij zouden het anders doen, wij zouden niet autoritair opvoeden, wij zouden praten met ze en uitleggen en overtuigen en ze spelenderwijs leren om zelf na te denken. En we zouden ze alle ruimte geven om zelf te ervaren en uit te proberen.
Al toen jongste nog heel klein was, had hij af en toe de slappe lach.
Als zijn grote broer kiekeboe speelde met hem gleed hij slap van de lach uit zijn kinderstoel.
Heerlijk om te zien, je lachte vanzelf mee.
Toen ze wat ouder waren, vier en zeven, cultiveerden ze die slappe lach tot een onnavolgbare en helemaal niet amusante act waarin ze in eendrachtige samenwerking de avondmaaltijd ontwrichtten.
Oudste had de rol van aangever, als de maaltijd op tafel stond, provoceerde hij : ‘Bah wat een goor eten’ en keek ons en zijn broertje aan.
Die nam de uitdaging aan en samen zochten ze vergelijkingen voor de aanblik van het eten (kots, modder, poep enz.).
De grootste lol hadden ze, ondertussen afwachtend hoe wij ons hieruit gingen redden, wetend dat wij niet snel rigoureus ingrepen.
Ons ‘Nou jongens, hou op, dat eten is prima,’ leidde enkel tot grotere lachsalvo’s: ‘Neeee, het is goorgoorgoor.’
Oudste hield ons ondertussen wel nauwlettend in de gaten, die wist haarfijn hoe ver hij kon gaan.
Jongste was daarvoor al te ver heen in dit fantastische spel, die lachte zich tranen en ging onverbiddelijk richting onbeheersbare slappe lach.
Hikkend kronkelde hij heen en weer op zijn stoel en stuiterde tenslotte naar adem happend naar de grond en lachte daar verdwaasd verder in een onstopbare stuip.
Gierend herhaalden ze alles wat we zeiden, altijd een probaat middel tegen opvoedende ouders.
Het was ze weer gelukt om onze mooie opvoedidealen onderuit te halen.
Wij lachten allang niet meer maar zuchtten: ‘Nee hè, niet weer deze scène bij koud wordend eten.’
Er restte ons niets anders dan daadwerkelijk ingrijpen want alleen door ze uit elkaar te halen stopte deze broederlijke kongsi.
Een van de twee werd op de gang gezet, het maakte niet uit welke, want hun act was alleen succesvol met twee spelers.
Zonder publiek op de gang doofde de hilariteit vanzelf uit, net als bij de achterblijver in de kamer die tegen onze pokerfaces aan keek.
Onze lol kwam ’s avonds als ze op bed lagen en we de eendrachtige samenwerking in hun act bewonderden en nog nagenoten van die uitbundige slappe lach.
Deze act was van voorbijgaande aard, gelukkig, het leidde toch altijd tot koud eten.
Pas nu stemt die herinnering tot weemoed.
Hoe zou het zijn om die twee schatjes, veertigers nu, nog eens onder de tafel te zien glijden van de slappe lach?
Ik zou niets doen om ze te stoppen.
 
12-1-2016
 

Lucht

De arts komt zijn kamer uit, roept: ‘Meneer v B?’ en kijkt zoekend de volle wachtkamer rond.
Zonder een teken van herkenning glijden zijn ogen over me heen.
Ik zeg ‘Hij is even naar het toilet.’
Nog een keer roept hij de naam van mijn man en zegt dan tegen de balie-assistente: ‘Hij is er niet, geloof ik.’
Ik sta op en herhaal wat luider ‘Hij is even naar het toilet’.
‘Wie bent u?’ vraagt de arts.
Stomverbaasd staar ik hem aan.
Al acht maanden komen we samen wekelijks bij deze oncoloog.
Ik weet dat al zijn aandacht gericht is op de patiënt en waardeer dat zeer.
Maar hoe bestaat het dat hij daarbij de mens die naast de patiënt zit volstrekt over het hoofd ziet?
Ineens herinner ik me al die ‘kleinigheden’ die me eerder opvielen en die ik meestal opzij schoof omdat hij zo’n kundig arts is:
Hij steekt zijn hand uit naar mijn man en begroet hem hartelijk: ‘Hoe gaat het met u?’
Ik krijg pas een hand als ik de mijne uitsteek en hij begroet me niet.
Hij kijkt mij tijdens het consult niet aan, betrekt me niet bij het gesprek.
Als ik een vraag stel, luistert hij met neergeslagen blik, kijkt dan mijn man aan en vraagt hem ‘Is dat ook een vraag van u?’
In het begin beaamt mijn man dat, dan kijkt de arts hem aan en geeft hem antwoord.
Later doen pijn en morfine hun werk en komt het vaker voor dat ik vragen stel die bij mijn man niet meer opkomen.
De reactie van de arts blijft hetzelfde, hij geeft alleen antwoord als mijn man dat wil horen.
Een keer reageer ik: ‘Maar ík wil dit graag weten.’
Hij reageert ‘Het gaat hier om de patiënt.’
Alsof hij een lastige mug wegwuift.
Pas jaren later dringt het ten volle tot me door: ik was niet eens een mug, ik was lucht voor deze arts.

 

31-12-2015

 

Persconferentie van koning Winter

‘Geachte aanwezigen,
Fijn dat u zo massaal bent toegestroomd voor deze persconferentie.
Met diepe schaamte en grote opluchting vertel ik u vandaag van mijn abdicatie als koning Winter.
Jaren lang heeft het Nederlandse volk uiterst toegeeflijk steeds opnieuw mijn verwoede, maar meestal faliekant mislukkende, pogingen u een echte Hollandse winter te bezorgen met de mantel der liefde toegedekt.
Zelfs de rayonhoofden hielden mij de hand boven het hoofd, niet beseffend dat het mijn schuld was dat zij al twintig jaar niet meer kunnen zeggen ‘it giet oan’.
Niemand stelde mij verantwoordelijk, integendeel, alom werden mijn flutwinters toegeschreven aan de opwarming van de aarde.
Beste mensen, het is tijd voor de waarheid: dat is niet waar. Het is mijn schuld, ik ben verantwoordelijk voor de laffe schijnwinters van de laatste jaren.
O zeker, ik deed wat ik kon, winters lang perste ik alle vrieskracht, sneeuwvoorraden en ijspotentie tevoorschijn die ik in me had.
En u weet het, soms lukte het even maar nooit duurde het lang.
Wat u niet weet is dat ik steeds vaker na zo’n krachtsinspanning uitgeput en miserabel bij de open haard zat. En dan klonk er een stemmetje in mij: dit ben jij niet.
Van ellende kroop ik dan bijna in het vuur want wat was ik dan wel?
Nu weet ik dat dames en heren, ik ben een transgender: ik ben een Zonnekoning in het lichaam van koning Winter.
Toen ik gisteren zag hoe zelfs een eend door het ijs zakte waar ik zo bloedig mijn best op had gedaan, brak ik.
Voor mijn ogen zag ik wat mijn disfunctioneren aanricht in dit wintergerichte land met zoveel water en even zoveel schaatsmogelijkheden en ik besefte dat ik niet langer de schijn kan en wil ophouden.
Basta besloot ik, het is voorbij, ik leg met onmiddellijke ingang mijn functie neer.
Natuurlijk laat ik u niet achter zonder een nieuwe koning Winter.
Gisteravond heb ik een ver familielid gebeld: Friso IJzenplas uit Vriezenmeer, als geen ander belichaamt hij ijzige kou, van top tot teen, van binnen en van buiten.
Hij was blij dat ik belde, hij jubelde zelfs dat hij er jaren op had gewacht, zich verbijtend bij elke mislukte vriesperiode omdat hij wist dat hij dat veel beter kon.
Zo direct ondertekenen wij de akte van abdicatie en overhandig ik hem de ijskroon, de sleutel tot de sneeuwopslag en de vriesstaf.
Ik wens u van ganser harte vele fantastische ijzige winters met hem.
Zijn er nog vragen?
U, mevrouw daar, wat zegt u, u wilt weten wat ik nu ga doen?
Vanavond pak ik mijn zwembroek in en mijn zonnebril en vlieg naar de Costa del Sol.
Daar hoor ik, daar liggen mijn roots en daar zal een buddy van me, zelf een ervaren Zonnekoning, mij helpen bij het transformatieproces van koning Winter naar Zonnekoning.
Natuurlijk zal ik u allen zeer missen en daarom zal ik elk jaar samen met mijn buddy half november weer even bij u langs komen, maar 6 december haasten wij ons snel terug naar de Costa del Sol.
Ach mevrouw, de tranen lopen over uw wangen, wat zegt u?
U herkent het helemaal en u wilt met me mee?’

 

31-1-2017