Ze zitten tegenover me, gemondkapt, handtasjes op schoot, en praten bij.
Ik ben te nieuwsgierig om ze op het bordje stiltecoupé te wijzen.
‘Zij ging vorig jaar, net voor mijn Wim. Ook Ka. Maar hij redt zich goed hoor.’
‘O, vaak is het voor mannen moeilijker, zo’n leeg huis ineens.’
‘Ja maar voor hem niet’, haar stem schiet omhoog, ‘zij geloven hè, da’s makkelijk, die denken dat ze mekaar later weer zien in de hemel.’
Haar handen wurgen het handtasje, haar ogen flitsen door de coupé, kijken dan vragend naar de vrouw naast haar: ‘Ja toch?’
Haar vriendin zwijgt.
Ik wend mijn blik af.
De wereld buiten is grijs en nat.
Lieve Cora,
Mooi reizigersbeeld. Stam moet stem zijn. Ik zou ‘de wereld is grijs en nat ‘ vóór ‘ik wend mijn blik af,’ zetten, dat sluit mooier af. vind ik.
Liefs Aaltje
Dank Aaltje, maar het web haalt weer grapjes uit met wat er bij mij staat en wat jij leest: er staat bij mij echt stem. Enne, ik hou die volgorde hetzelfde, er zit voor mij een beweging in van kijken naar die twee en vervolgens mijn blik afwenden naar de grijze buitenwereld.
Een stukje wereld in een treincoupé. Ongemakkelijkheid en entertainment tegelijk!
Ja, perfecte conclusie, Remke, 😉