De man beent haastig voor me met
dezelfde stramme strikte passen.
Als kind kon ik hem niet bijbenen
liep huppelde rende half
hij hield niet in
keek niet om
hoog zijn schouders, zijn blik naar binnen
zijn haar grijzend en vol
‘een mooie kop met haar’ zei mijn moeder
ze koos zijn kleren
wit of lichtblauw overhemd grijze broek
gedekt colbert dat hem als een huis omhulde.
Als de man nadert, herken ik de kleren, het
eendere silhouet, blauw haken onze ogen in elkaar
een zweem van mijn vaders geur zweeft
mijn neus mijn hoofd mijn leven in, van zwetende
oksels bruin verrookte vingers met de geur van
pantersigaartjes uit het kleine blikje
een flard Old Spice.
Als vanzelfsprekend doen mijn benen
het oude huppeltje om hem bij te houden
maar meteen corrigeer ik mezelf, loop door
sta dan toch stil
draai me om
kijk ademloos toe hoe
de onbekende man mijn leven uit loopt
Ach, wat mooi ❤
Dankje, Remke!
Ontroerend 🌹
Dank je, ❤